Het is alweer diep in januari en het regent. Ik ben in de auto onderweg voor een gesprek bij een grote instelling voor verslavingszorg. De tijd is aangebroken om vrijwilligerswerk te gaan doen bij de instelling die mij zes jaar geleden zo goed heeft geholpen om van mijn laatste verslaving af te komen. Water ramt tegen de ruiten en de wissers hebben moeite de grote hoeveelheden druppels van mijn raam te wissen. Dat belemmert enigszins het zicht. Ik rijd op de dijk op weg naar de stad waar ik moet zijn, ergens tussen twee dorpen. Onverwacht word ik onder vuur genomen vanuit bunkers die zich langs de route bevinden. Deze zijn tijdens de koude oorlog gebouwd om de Russen te stoppen. Kogels vliegen me om de oren. En explosies. Best heftig. Ik rij liever maar een beetje door.
Al snel ben ik bij de grens. Vlug controleer ik nog even of ik alle benodigde documenten bij me heb. Ik houd ze paraat voor de overgang. Er is een grote grenscontrole, dat is pech. Een norse vrouw, met enig accent, maant me uit de auto te stappen en mijn papieren af te geven. En snel! Mijn auto wordt minutieus gecontroleerd op verboden zaken zoals alcohol en drugs. Stoelen worden opengesneden, de motor gedemonteerd en zelfs het dak wordt er af gehaald. Uiteraard heb ik niets bij me wat verboden is. Ik doe al zes jaar niets meer met alcohol of drugs. Ondertussen is het kwart over tien en om elf uur heb ik de afspraak. De tijd dringt. De norse vrouw stampt nog wat stempels op mijn documenten en ik mag gaan. Ik knik vriendelijk naar haar, maar krijg geen respons. Goed dan. Zo vlug als ik kan, monteer ik mijn auto weer in elkaar en rijd verder.
De instelling is gelukkig niet moeilijk te vinden. Torenhoge flats doemen als een ware skyline boven de stad uit. De mooie parmantige stadstoren valt erbij in het niet. Op de parkeerplek vind ik nog een plek tussen de duizenden auto’s die er geparkeerd staan. Er zijn heel wat verslaafden en hulpverleners zo te zien. Ik voel me trots dat ik alweer zes jaar vrij ben van de verslaving en ik merk dat ik groei. Zo veel zelfs dat ik bijna mijn hoofd stoot aan deurpost bij de ingang. Of ze hebben kleine deurtjes. Ik buk om naar binnen te gaan. Wanneer ik weer rechtop sta, zie ik de enorme hal van het immense gebouw. Dat maakt indruk. Wat een organisatie! Hier en daar zie ik nog restanten van kleine idealistische instellingen. Instellingen zoals je die vroeger nog vond in de maatschappij. Nu zijn de ruïnes ervan uitgestald als historische objecten of simpelweg ingemetseld in de stenen muren van de grote reus. De reus die alles heeft opgeslokt. Wat meteen opvalt, is dat de protocollen hier gewoon losvliegen. Het zijn er behoorlijk veel. Heel even laat ik het op me inwerken. Dan wordt mijn aandacht getrokken door een groep mensen die ik in de verte zie staan. Ze roepen allemaal dingen als “We hebben je nodig in de zorg!”. Dichterbij gekomen zie ik dat ze bordjes op om hun nek dragen. Op één ervan zie ik mijn naam staan. De mevrouw die het bordje draagt, herkent mij kennelijk als haar afspraak en komt met uitgestoken hand op me toe lopen. “Jij moet Richard zijn”, zegt ze. “Ik moet niks. Van wie moet dat?”, denk ik in mezelf. Mijn hand raakt de hare, we schudden en noemen onze naam. Samen lopen we naar een kantoor enkele meters verderop.
We hebben een goed gesprek. Mijn verslaving en geschiedenis komen aan de orde. Ik voel me trots, enthousiast en gemotiveerd. Vrijwilligerswerk ligt in het verschiet. Eindelijk kan ik iets terugdoen en mensen helpen. YES!
De mevrouw vraagt hoe lang ik al abstinent ben. Ik antwoord dat ik dat al zes jaar ben. Dat is best al lang, vind ik zelf. Ze legt uit dat ik drie jaar vóllédig abstinent moet zijn om één dag per week vrijwilligerswerk te mogen doen bij een zelfhulpgroep. Ik antwoord dat ik heeeel af en toe wel eens een Radler heb gedronken. Plotseling pakt ze een grote bak, die ik al had zien staan, vanonder haar bureau. En met een welgemikte worp gooit ze de inhoud helemaal over me heen. Ik schrik me rot en val met stoel en al op de grond. “Dat kan echt niet! Dan moet je liegen in de groep!” roept ze. Mijn oriëntatie ben ik kwijt want ik zie niets. Over mijn hele lichaam voel ik een drapperig goedje. Het komt me bekend voor. Met mijn handen veeg ik mijn ogen schoon en zie wat er aan de hand is; Ik zit onder het stigma. Van boven tot beneden onder plakkerig, kleverig stigma. Gadverdamme. STIGMA! Zo lang niet gezien dat ik alweer vergeten was wat voor smerig goedje dat is. Het plakt en kleeft en je krijgt het bijna niet meer uit je kleren en haren. Laat staan uit je leven.
Met onbegrip keek ik de dame aan. “Dus je hebt het onder controle hè!?” vraagt ze cynisch. “Nou, euhm, controle heb je over een probleem.” Antwoord ik. “En alcohol is voor mij géén probleem.” Vervolg ik. “Je moet drie jaar volledig abstinent zijn” zegt ze met luide stem. “Drie jaar! Drie! VOL! LEE! DIG!” schreeuwt ze. Ik besluit maar te gaan.
Ze probeert me nog te raken met klodders stigma, maar die weet ik gelukkig te ontwijken. “Ja, ren maar weg! We hebben je enthousiasme, je ervaring, je verhalen, steun, inzet, motivatie, kennis, opleiding en je andere nuttige bullshit helemaal niet nodig!” roept ze me nog na. “Eens een verslaafde, altijd een verslaafde”, zal ze gedacht hebben.
Voor ik weer naar huis ga, zoek ik
nog even een toilet op. Ik wil zoveel mogelijk stigma van mijn gezicht en
kleren verwijderen. Mijn gezicht kan ik niet zien. Men heeft de spiegels te
hoog gehangen. Het stigma laat zich niet makkelijk verwijderen. Het vorige is
nog maar net van mijn huid gesleten. En dit is ook nog eens professioneel
stigma, erg slijtvast. Nou ja, dan ga ik maar. Nog even kijk ik naar de
vliegende protocollen, een leuk gezicht.
De uitgang is inmiddels behoorlijk gegroeid, want ik hoef niet meer te bukken. Raar gebouw. “Hoe gaat dat dan als je seksverslaafd bent geweest, of eetverslaafd”, denk ik nog na in mezelf. Eenmaal buiten kan ik de toren weer goed zien. De gebouwen van de reus zijn gekrompen en overheersen niet langer het uitzicht. Het is inmiddels droog en best een mooie dag. Door de plassen op de parkeerplaats loop ik naar mijn auto en begin aan de rit terug. De grenscontrole is opgeheven en de bunkers liggen er stil en verlaten bij. Ik geef wat extra gas. Nu wil ik snel naar huis om alle stigma van mezelf en uit mijn kleren te wassen. Weer verder met mijn niet volledig abstinente leven.